Search

23 februari 2022

Transparantie over UBO vraagt méér dan gemakzucht

Momenteel gaat er in Nederland veel aandacht naar voorkoming en bestrijding van witwassen, aanpak van belastingontduiking en het tegengaan van belastingontwijking. Bij de aanpak van witwassen is transparantie van groot belang. 

Momenteel gaat er in Nederland veel aandacht naar voorkoming en bestrijding van witwassen, aanpak van belastingontduiking en het tegengaan van belastingontwijking. Bij de aanpak van witwassen is transparantie van groot belang. 

Bijvoorbeeld wie een uiteindelijk gerechtigde (“UBO”, Ultimate Benefical Owner) tot een structuur is. Het gaat dan om de natuurlijke persoon die, al dan niet achter de schermen, bij een onderneming of rechtspersoon aan de touwtjes trekt of er baat bij heeft. Het is aan zogenoemde poortwachters, zoals advocaten, notarissen en trustkantoren, om de UBO te identificeren. Deze poortwachters worden gereguleerd door de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) en de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018). 

Vanaf 1 januari 2020 is het UBO-register in werking getreden. Het doel van het register – zoals geformuleerd in de parlementaire geschiedenis – is om “een waardevolle bijdrage te leveren aan het bereiken van meer transparantie over UBO’s van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten in het licht van de bescherming van de integriteit van het financieel stelsel tegen het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten zoals corruptie, fiscale misdrijven waaronder belastingontduiking en fraude, alsmede terrorismefinanciering.”  De identificatie van een UBO kan gebaseerd zijn op bezit van aandelen, stemrechten of eigendomsbelang of formele of feitelijke zeggenschap. 

Indien op basis van de wettelijke criteria geen of slechts met onvoldoende zekerheid een UBO kan worden aangewezen, kennen we in Nederland de terugvaloptie op de zogenoemde “pseudo-UBO”: het hoger leidinggevend personeel, zoals bijvoorbeeld de statutaire bestuursleden van de Nederlandse vennootschap. Maar in de praktijk blijkt nu dat deze terugvaloptie de broodnodige, échte transparantie juist belemmerd.

Dat zit zo. Bij – vermeende – onduidelijkheid bij de identificatie van de UBO, bijvoorbeeld ingeval van structuren waarvan de holding genoteerd staat aan een niet transparante beurs, of als niet direct eenduidig of eenvoudig is vast te stellen wie als CEO of voorzitter van de raad van bestuur van een ‘ultimate parent company’ optreedt, komt een poortwachter – al dan niet na diepgravend onderzoek – uit bij de registratie van de pseudo-UBO. Maar die pseudo-UBO geeft natuurlijk helemaal geen beeld bij wie feitelijk belang heeft bij een structuur. In het geval een trustkantoor is betrokken, is dit namelijk vaak de trustdirecteur, die immers statutair bestuurder is. Binnen bij HQ aangesloten trustkantoren hebben sinds de invoering van het register dan ook al vele honderden registraties van een trustdirecteur als (pseudo-)UBO plaatsgevonden. Hier was de Tweede Kamer overigens al benauwd voor. Tijdens de parlementaire behandeling in 2018 werd de motie van Kamerlid Leijten aangenomen waarin werd opgeroepen het onmogelijk te maken dat personeel van een trustkantoor gebruikt kan worden om de uiteindelijke belanghebbende bij zijn dienstverlening uit het zicht van de fiscus of justitie te houden. Feitelijk gebeurt dat nu met de wet in de hand dus toch.

Daar komt nog iets bij. Veel van die registraties van trustdirecteuren als pseudo-UBO komen ook door gemakzucht tot stand, is onze ervaring. Verschillende poortwachters buiten de trustsector blijken nogal eens uiteenlopende UBO’s identificeren. De ene poortwachter meent bijvoorbeeld een echte UBO te hebben gevonden op basis van stemrecht of feitelijke zeggenschap, terwijl de andere poortwachter simpelweg het hoger leidinggevend personeel van de Nederlandse vennootschap als pseudo-UBO aanwijst en als zodanig registreert in het UBO-register. Dit leidt tot onnodige discussies bij en met de KvK (de beheerder van het register). Niet zelden is het het trustkantoor dat dieper graaft en toch een UBO weet te identificeren. Kwalificatie van UBO’s binnen cliënt-structuren is dan ook al ruim 15 jaar onderdeel van de dagelijkse praktijk van de bij Holland Quaestor aangesloten trustkantoren.

Wij vinden transparantie over UBO’s van groot belang en menen dat de wetgeving aangepast zou moeten worden. Bij voorkeur wordt de terugvaloptie uit de wet gehaald. Het zal niet voor niets zijn dat verschillende EU/EEA- lidstaten, zoals Duitsland, Letland, Noorwegen en Zweden, ervoor gekozen hebben geen terugvaloptie op te nemen in hun nationale UBO-wetgeving. De wetgeving zou anders in de mogelijkheid moeten voorzien dat hoger leidinggevend personeel van de aandeelhouder van de vennootschap of van een groepsmaatschappij (bijvoorbeeld de “ultimate parent company”) als pseudo-UBO kan worden aangewezen. Het zou voorts goed zijn dat poortwachters in onderling overleg de juiste UBO vaststellen en registreren. Het komt de transparantie ten goede, en dat draagt bij aan de integriteit van het Nederlandse financiële stelsel. Los daarvan zullen verschillende toezichthouders de betreffende poortwachters scherp moeten houden bij de inspanningen die worden verricht de juiste UBO te registreren. Trustkantoren hebben daar met DNB al jaren ervaring mee.